In mijn knollentuin

Vandaag vijf jaar geleden, toen 27 mei ook op maandag viel, bracht mijn zus mijn moeder naar het ziekenhuis. Ze had zelf gebeld die ochtend, dat het niet meer ging, dat ze naar het ziekenhuis wilde. Toen ze haar huis uit liep, zei ze tegen mijn zus: “Ik kom hier niet meer terug”. Wat moet dat moeilijk geweest zijn, feitelijk voor beiden. En mijn moeder kreeg gelijk. Elf dagen later overleed ze in het ziekenhuis. 

Mijn moeder had altijd van die specifieke uitdrukkingen. Uitdrukkingen die je bijna niet meer hoort. Ik heb altijd nog een lijstje aan willen leggen van wat mijn kinderen ‘omataal’ noemden. Kennelijk heeft mijn dochter wel zo’n lijstje gemaakt en vulden andere familieleden hem aan. 

Zo ben je kortaangebonden als je van nature weinig geduld hebt. Of, zoals mijn moeder ook wel zei: kort voor de kar. En als mijn zus als kind aan het mokken was, heette dat ‘pratten’. Als we als kind gehuild hadden en nog na zaten te snikken, zei ze: “Zit niet zo te slierpen!” En, als we met ons vingers aan het raam zaten: “Niet op de ramen smorten!” Had ze die werkwoorden zelf bedacht? Ik heb ze anderen nooit horen gebruiken.

Als iets geen gezicht was, dan zei ze: “dat vind ik echt geen porum”. En als iets langzaam ging, ging dat ‘als een slak op een teerton’. Een vervelende vrouw was een tang, en indien oud een oude tang, en een zeurpiet soms liefkozend ‘zemelaria’. En een vervelende vent een lulhannes. Verder was water ‘gemeentepils’ of ‘de kraan is geduldig’. Mooie kreten als ‘verrek!’ en ‘ben je besodemieterd!’ zijn ook echt mijn moeder ten voete uit. 

Vroeger als we dorst hadden, zei ze: “Ga maar naar Hans Worst, die heeft een hondje, die plast zo in je mondje”. Bloedirritant vond ik dat altijd. Ook de opmerkingen die je kon verwachten als je vroeg wat we gingen eten: “hussen met je neus ertussen”, of “stront van een makke ijsbeer”. En als we naar bed moesten, zei ze: “Ga je aangestalten maken?” (En ja, ik weet dat dat eigenlijk ‘aanstalten’ moet zijn, maar zij zei ‘aangestalten’)

Veel woorden en uitdrukkingen die vroeger algemener voorkwamen, maar dus ook wel echt woorden die ik alleen mijn moeder heb horen gebruiken.

En dan was er nog de uitdrukking ‘ik ben in mijn knollentuin’, voor als je het helemaal naar je zin hebt. Sinds een half jaar wonen we in Amersfoort, in ons huisje met een tuin. Een moestuin. En in die moestuin ben ik helemaal in mijn knollentuin. Marc bedacht dat we wel een bordje op konden hangen met die tekst bij de ingang van de moestuin. Met de naam van mijn moeder erbij. Een tijdje geleden al kocht ik in een tuincentrum een boomstamplak. Marc zou met de soldeerbout de tekst er wel op branden. Daar kwam het steeds niet van, tot we gisteren ineens de geest kregen. Ik schreef met potlood de tekst op de boomstamplak, zocht de soldeerbout op en Marc ging aan het werk. Eigenlijk was het zo klaar! Een uurtje later hing het bord. Op 26 mei, de laatste dag die ze thuis doorbracht. 

Toen ik vanochtend in de auto stapte om naar mijn werk te gaan, kwam daar als tweede liedje ‘She’ van Charles Aznavour weer langs. Haar liedje. Ik denk dat ze het bordje in de tuin leuk vindt. Dit keer kreeg ik geen tranen bij het horen van dit liedje, maar slechts een glimlach om mijn mond. Ach lieve mam, ik weet zeker dat je ons huis en vooral de tuin heel erg leuk gevonden had. Wat had ik graag een middag met je doorgebracht in de tuin, met een pot thee en lekkers erbij.

(Visited 56 times, 1 visits today)

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *