Na het overlijden van mijn moeder, vijf jaar geleden, namen mijn zus en ik ieder een roos mee uit haar tuin. Ik had een witte, die, volgens mij, bij haar voordeur stond. Toen ze nog leefde was ik er dus duidelijk niet mee bezig, al heb ik weleens een roos in een pot zien staan bij haar, een zielig hoopje, nauwelijks wortels. Maargoed, na haar overlijden werden ze ineens waardevol en zo verhuisde de witte roos mee naar Loosdrecht, waar ik hem in de tuin zette. Hij groeide wat en bloeide op de meest gekke tijden, zo verscheen er het eerste jaar in december een roos. Hij had nooit een echt vaste bloeitijd, en er was altijd maar één roos.
Vorig jaar zijn we verhuisd en de roos moest uiteraard mee naar Amersfoort. Ik schepte hem dus in november uit de tuin en deed hem in een pot. Hij had nauwelijks wortels. Ik weet niet of dat altijd zo is bij een roos, maar in ieder geval hoopte ik maar dat hij de winter zou overleven, want hij kon in Amersfoort niet direct de tuin in. Ik wilde hem naast de nog te plaatsen blokhut zetten, dus hij moest wachten tot die stond. De hele winter in een pot dus, dan weer hier en dan weer daar in de tuin, tussen oppottafels, tuinstoelen en fietsen in. Ik had niet de tijd aandacht aan hem te besteden.
Tegen de tijd dat de blokhut gebouwd werd, zo eind februari, was de ergste kou wel voorbij en was ook de tuin weer een beetje overzichtelijker geworden. De roos kon de grond in! Dat heb ik gedaan voor ik de blokhut afschilderde, want de witte verf zit nog op de steel en de bladeren. De roos ging meteen groeien, hij had de winter dus in ieder geval overleefd. Hij, of zij misschien wel, weinig mannelijks aan een roos, groeit harder dan voorheen, ze slingert zich in een paal van de blokhut. En dat dus, terwijl ze ook in Loosdrecht in de volle grond stond. En de roos begon te bloeien! Als nooit tevoren! Vier bloemen zitten er op dit moment in en er komen er nog een stuk of vijftien aan! Toen ik dat ontdekte schoot er een gedachte door mijn hoofd die ik al jaren niet heb gehad. ‘Ik moet haar vertellen hoe goed haar roos het doet!’ Een mooie gedachte, maar direct komt ook de klap. Dat kan niet meer, ze is er niet meer. En dus stond ik te huilen bij al die knoppen in de roos van mijn moeder.
Mijn moeders roos, ze heeft het naar haar zin in mijn knollentuin. En zo is ze altijd bij me.
Ze is blij daarom groeit ze mooi in jou tuin. Geweldig