Over haar zussen Ida (mijn oma) en Hannie schreef ik al eerder een blog. Tante Loes was niet zo’n uitgesproken persoon, dus dacht ik niet dat er genoeg over haar te melden zou zijn, maar dat is veranderd! En dat terwijl ze al 22 jaar geleden overleed.
Mijn tante Loesie, zoals we haar vroeger noemden, is mijn oudtante, de zus van mijn oma. Ze werd geboren in Nederhorst den Berg op 13 juli 1924, als derde kind in het gezin van Gerard de Jong en Johanna Spijker. Bij haar geboorte kreeg ze de naam Lijsje, naar haar oma van moeder’s kant, Lijsje Manten. Twee jaar na haar geboorte werd nog een zusje geboren, Johanna, Hannie genaamd.
Loes is altijd een bescheiden en teruggetrokken vrouw geweest, erg gelovig ook. Geen belangrijker man voor haar dan de dominee! Ze was niet zo uitgesproken. Wel heeft ze haar naam veranderd en dat vind ik, als ik haar karakter een beetje inschat, een bijzondere stap voor haar. Het geeft ook aan hoe een grote hekel ze aan haar naam, Lijsje, had. De beslissing heeft ze waarschijnlijk genomen toen ze in de twintig was. Ze liet zichzelf voortaan Loes noemen en dat werd al snel tante Loesie voor haar nichtjes, mijn moeder en haar zus.
Loes trouwde nooit en ik geloof zelfs niet dat er ook maar in de verste verten een man in het spel is geweest. Ik had altijd het idee dat Loes bang was voor mannen, zeker als het te dichtbij kwam. Ze bleef bij haar moeder wonen. Ook haar zus Hannie heeft lang thuis gewoond, maar is uiteindelijk, ergens begin jaren 70, toen ze al in de veertig was, op zichzelf gaan wonen. Loes niet, Loes bleef bij haar oude moeder die langzaam dement werd en zorgde voor haar. Voor haar moeder, mijn overgrootmoeder, was dat natuurlijk heerlijk. Wat is er fijner dan de privé verzorging van je eigen dochter en tot je 94ste thuis kunnen blijven wonen met één op één verzorging!
Haar moeder overleed in 1982, Loes was bijna 58 jaar. Omdat ze zo lang niet gewerkt had, moest ze nog een tijdje aan het werk om recht te krijgen op een AOW uitkering als ze 65 werd. En zo ging ze aan het werk in de thuiszorg. Een paar jaar later kon ze met pensioen. Ik denk dat ze in hetzelfde jaar ziek is geworden, baarmoeder(hals)kanker. Ze had daar al een tijd mee doorgelopen, had de klachten genegeerd wegens schaamte en de te ondergane onderzoeken. Ze werd geopereerd. Uiteindelijk is ze nooit echt genezen maar duurde het nog tot 1997, een jaar of acht denk ik, voordat ze overleed. Ook zij heeft tot het einde in het huisje kunnen wonen dat ze met haar moeder gedeeld had en waar ze was opgegroeid. Dankzij de zorg van mijn tante, de zus van mijn moeder en haar man, die om de hoek woonden, in het huis waar mijn oma Ida, Loes’ zus, ook woonde.
Loes was als de dood voor de tandarts, daar ging ze dus niet heen. Ik ken haar niet anders dan met slechts een paar tanden in haar mond, volgens mij had ze maar één voortand, bovenin. Dat gaf uiteraard problemen met eten. Een appel eten ging niet. Die kookte ze even kort voordat ze hem at. Maar wat een pijn moet ze gehad hebben! Al die tanden en kiezen hebben eruit moeten zweren. Dan maar liever naar de tandarts! Tenminste, dat zou mijn keuze zijn.
Het huisje van mijn opoe was altijd het middelpunt van de familie, een soort van het ouderlijk huis. Bij alle christelijke feestdagen verzamelden we in opoe’s huis en dat bleef na opoe’s dood ook zo. Het was echt een heel ouderwets huis waar later in de keuken een hokje gemaakt was voor het toilet. Eerder was dat achterin de tuin. Iedereen had zijn eigen kop en schotel, wat makkelijk was als de familie bij elkaar was, als je tenminste wist hoe het in elkaar zat. Als er dan op een andere dag iemand anders langs kwam en koffie kreeg, kreeg die dat uit een kop en schotel die eigenlijk van iemand anders was. Mijn moeder heeft weleens quasi verongelijkt gezegd toen bleek dat een ‘vreemdeling’ uit haar kop en schotel koffie had gedronken: “Ik wil helemaal niet dat die-en-die uit mijn kopje drinken!”. Nadat Loes was overleden, kreeg iedereen zijn eigen kop en schotel als aandenken. Wij kinderen hadden dat nog niet.
Er werd veel gehandwerkt door de twee vrijgezelle zussen. Waar Hannie veel knuffelbeesten en barbiekleertjes breide, deed Loes heel fijn haakwerk en ook heeft ze o.a. een wandkleed gemaakt voor mijn geboorte, zie de foto bovenaan. Op de foto staat ze te pronken met mij in haar armen bij het wandkleed. Ze haakte kanten kop en schotels die met suikerwater in vorm gezet werden en later breide ze minimutsjes en -sokjes in roze en blauw voor op felicitatiekaarten voor een geboorte. Bij het opruimen van mijn moeder’s huis kwamen we er daar nog een paar van tegen. En, wat er ook tevoorschijn kwam, was een fotoplakboek wat Loes heeft bijgehouden vanaf mijn moeder’s geboorte. Er is ook een hele reportage over het trouwen van mijn ouders en daarna gaat het verder met mijn geboorte en later die van mijn zus. Zelfs de corsage van het huwelijk van mijn ouders zit er gedroogd tussen! Verder zijn de bladzijden versierd met gedroogde bloemetjes en heeft ze de foto’s voorzien van commentaar. Alle psalmen die gezongen zijn tijdens de kerkelijke inzegening van het huwelijk van mijn ouders, heeft ze met de hand uitgeschreven in een klein boekje dat in het album geplakt zit. Ze was dus erg betrokken bij haar nichtjes, die om de hoek woonden en die de enige kleinkinderen waren in de familie. En kennelijk had Loes dus een drang om dingen vast te leggen, te documenteren. En dat herken ik heel erg. Ik maakte vroeger ook plakboeken van vakanties, met de tickets en allerlei andere dingen erbij en nog heb ik de drang om dingen vast te leggen, te beschrijven voor het nageslacht. Nou ja, meer voor mezelf, want het is maar de vraag in hoeverre het nageslacht geïnteresseerd is. Bijzonder hoe je er ruim twintig jaar nadat iemand is overleden, achter kunt komen dat je dit soort eigenschappen deelt.
Het DNA van onze familie gaat mee de mensen door en waarschijnlijk in andere omstandigheden en andere karakters baant het zich een weg. Zo kan men zichzelf of anderen iets zien doen, wat familieleden van heden of weleer op dezfde manier gedaan hebben. Boeiend!