Van tweelingen wordt vaak gezegd dat het in de familie zit. Soms wordt gezegd dat het een generatie overslaat. Nu zijn er twee soorten tweelingen, één-eiige en twee-eiige. Één-eiige tweelingen zijn toevalstreffers, het bevruchte eitje splitst zich in een heel vroeg stadium in tweeën, waardoor twee baby’s ontstaan. Bij twee-eiige tweelingen, en de naam zegt het al, zijn er twee eitje bij de vrouw losgekomen die beiden bevrucht zijn. Deze tweelingen lijken net zoveel op elkaar als gewone broers en zussen, maar ze zijn natuurlijk even oud. Tweelingen van een jongen en een meisje zijn altijd twee-eiige tweelingen. Het fenomeen van een dubbele eisprong, dus het feit dat er twee eitjes tegelijk rijpen, is in beginsel erfelijk. Het kan van moeder op dochter worden doorgegeven, maar ook van vader op dochter. In mijn stamboom is het opvallend dat er in verschillende generaties een aantal tweelingen zitten.
De eerste tweeling die ik vind in mijn stamboom, zijn de zoons van Eva Bon. Zij krijgt in 1856 twee jongetjes, Jabobus en Adrianus. Jacobus overlijdt na drie dagen en Adrianus na ruim een maand. Tweelingen worden natuurlijk vaak te vroeg geboren en hebben sowieso gemiddeld een lager geboortegewicht, dus in die tijd was de kans een stuk kleiner dat beide kinderen bleven leven.
De dochter van Eva, Anna van Lammeren, krijgt ook een tweeling, ook twee jongetjes, Petrus en Johannes. Dit gebeurt in 1888. Petrus overlijdt na 17 dagen en Johannes wordt 24 jaar oud. Ook niet echt heel oud dus, wat daar de oorzaak van is, weet ik niet, maar misschien heeft hij wegens zijn vermoedelijke vroeggeboorte een zwakke gezondheid.
De dochter van Anna, Anna Maria Geertruida Kodde, krijgt ook een tweeling, ook weer twee jongetjes. In mijn familie zijn al die tweelingen dus ook nog eens jongetjes, dat kan niet anders dan toeval zijn. De zoontjes van Geertje heten Theodorus Bernardus en Cornelis Johannes. De laatste overlijdt na elf dagen, de eerste wordt 77 jaar. Dit kan toeval zijn, of wellicht zijn de omstandigheden qua hygiene al verbeterd waardoor hij een betere kans heeft gekregen. Deze tweeling werd geboren in 1918.
De dochter van Anna Maria Geertruida is mijn oma, Cornelia Theodora Meijer. Zij heeft een dubbele jackpot, want zij krijgt een twee-eiige tweeling waarvan één eitje zich ook nog heeft gesplitst in een één-eiige tweeling! Een drieling dus, waarvan twee broers, het zijn ook weer jongens, een identieke tweeling vormen. Deze drieling werd geboren in 1947, zijn inmiddels 71 jaar oud en leven alledrie nog. Ze hebben wel even in een couveuse gelegen, is mij verteld, maar het waren dus alledrie sterke baby’s die het hebben gered.
Ik was vroeger gefascineerd door tweelingen. Lang was ik ervan overtuigd dat ik ‘later’ een tweeling zou krijgen, een jongen en een meisje dan wel. Dat is niet gebeurd en ook al mijn neven en nichten hebben geen tweelingen gekregen. Mijn oma heeft geen dochters gekregen, dus wellicht is deze variant alleen van moeder op dochter erfelijk geweest? Ik weet niet of dat kan, maar het lijkt er in dit geval wel erg op. Maar wie weet komt er ergens in de toekomst nog eens een verrassing op de proppen en komen de tweelingen weer terug.
Hoihoi, ik heb twee overgrootouders die elk deel zijn van een twee-eige tweeling, beide zijn grootouders van mijn moeder. Ik heb dus idd schrik dat ik dat mss ook kan hebben maar in die takken zitten er verder geen tweeling. Meer zelfs, de moeder van mijn overgrootvader had drie kinderen die allemaal op 5/11 geboren zijn. 1 in 1913, de andere 2 een tweeling 1 jaar later in 1914. Moet je kunnen!