Vanuit de boom bekeken

Ik ben een beuk, de koning der bomen. Ik ben al heel oud, de oudste van alle bomen die om mij heen staan, ze noemen me ‘de wijze beuk’. Toen ik nog een klein beukenboompje was, stond ik naast mijn opa. Hij was een prachtige boom, mooi gevormd en gelukkig lijk ik op hem. Ik heb de ruimte gekregen om mooi symmetrisch te groeien. Ik ben erg tevreden over mijn uiterlijk. Toch is dat niet het belangrijkste.

Ik sta op een prachtig plekje in het bos, met allemaal familieleden om mij heen. Samen zijn wij het beukenbos. Het wemelt van de activiteit op mijn takken! Ik hou van ze, die beestjes die nesten maken op mijn takken, dichtbij de stam, de eekhoorns. Hun jongen doen verstoppertje op mijn takken en het is heerlijk om te zien hoe ze kunnen springen van tak naar tak. Dat zou ik ook weleens willen, maar ja, ik ben een boom en die staan vast in de grond. Dus geniet ik van de eekhoorns. Vanaf het vroege voorjaar, als mijn blaadjes beginnen te groeien, maak ik zoveel mogelijk bloemetje die dan uitgroeien tot nootjes, voer voor de eekhoorntjes, zodat zij bij mij blijven wonen en als dank voor de gezelligheid die ze brengen. Het is best hard werken, het maken van beukennootjes, maar de blijdschap en dankbaarheid van de eekhoorntjes maakt alles goed.

Dan is er nog de mens. Er worden soms slechte dingen verteld over de mens, maar ik heb alleen maar goede ervaringen met ze. Ze vinden mijn beukennootjes ook lekker, dat is prima, als ze maar genoeg overlaten voor mijn kleine vriendjes. Ik vind het ook fijn om de mens te helpen. Soms komt er eentje tegen mijn stam aan zitten om omarmt me. Nou ja, probeert me te omarmen, want mijn stam is veel te dik geworden om door één mens omarmd te worden, daar zijn er wel drie voor nodig! Als een mens mij aanraakt, kan ik voelen hoe die mens zich voelt. Vaak voel ik zorgen of verdriet, ik kan dat in me opnemen, een beetje opzuigen zeg maar, wat pijn van de mens overnemen waardoor hij zich weer wat beter voelt, opgelucht. Mij deren die zorgen niet, het zijn tenslotte niet mijn zorgen. Bovendien zuig ik ze helemaal op tot in de puntjes van mijn takken en sla het op in mijn blaadjes, die vallen er toch ieder jaar af en dan ben ik het ook kwijt. Ik help ze graag, de mensen.

Een raar gevoel is dat wel, als ik mijn blaadjes verlies. Dat gebeurt eigenlijk automatisch, als het wat kouder wordt en als mijn beukennootjes bijna groot genoeg zijn. Eerst gaat het een beetje kriebelen en dan beginnen de blaadjes van kleur te veranderen, roodbruin en oranje en daarna beginnen ze af te vallen. Het gekriebel stopt dan en ik word dan een beetje slaperig. Niet dat ik echt helemaal in slaap val, ik blijf wel wakker, wakker genoeg om nog een beetje om me heen te kunnen kijken, zodat ik zie wat er allemaal om me heen gebeurt, maar niet zo wakker als ik in de zomer ben. Ik kan dan nog zien hoe de eekhoorntjes mijn nootjes eten, die ze vaak verstoppen op allerlei plekken. Soms maak ik me een beetje zorgen over mijn kleine vriendjes, of ze wel genoeg te eten hebben tijdens de winter. Soms valt er sneeuw en zie ik hoe zwaar ze het hebben, maar ik ben niet wakker genoeg om me echt zorgen te maken, dat winterslaperige is dus wel fijn. Ik ben wel weer blij als ik in het voorjaar weer echt goed wakker word als mijn blaadjes weer gaan groeien en de levendigheid weer begint, die schattige baby-eekhoorntjes geboren worden en ik de warme stralen van de zon op mijn bladeren voel.

(Visited 71 times, 1 visits today)

Eén reactie

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *