Ome Jan is de broer van mijn oma, mijn moeders moeder, Ida. Hij overleed in 2001, dus ik heb hem lang gekend.
Johannes de Jong, of misschien heette hij wel officieel gewoon Jan, werd geboren op 13 juli 1920 in Nederhorst den Berg als het tweede kind en de enige zoon van Gerardus de Jong en Johanna Spijker. Als enige zoon moest Jan een goede opleiding krijgen. Hij is naar de HBS gegaan en heeft iets in de richting van bouwkunde gestudeerd.
Hij was ongeveer twintig jaar oud toen de oorlog begon. Hij heeft in die eerste periode in kamp Amersfoort gemobiliseerd gezeten en heeft van daaruit moeten vechten op de Grebbeberg. Kort daarna is hij ondergedoken in een hotel in zuid-Limburg, daar ging het vaak over op familiebijeenkomsten, maar achteraf realiseer je je hoe weinig details je eigenlijk kent. Hij had na de oorlog nog wel contact met de familie waar hij ondergedoken zat en volgens mij heeft hij daar best een goede tijd gehad. Hij nam voor zijn zussen allemaal een kado mee toen hij weer terugkwam. Voor Loes was dat een mandoline, die daarna van mijn moeder is geweest en inmiddels bij Yvonne is.
Als ik hem qua karakter inschat, is het besluit om onder te duiken voor hem een heel heftige geweest. Dat zal te maken hebben gehad met de korte periode dat hij als militair ingezet is geweest. Dat moet grote indruk op hem gemaakt hebben en hij moet gedacht hebben dat alles beter was dan te moeten vechten, te sneuvelen op het slagveld en wat hij misschien nog wel erger vond: iemand anders te moeten doden. Ome Jan was een zeer zachtaardig persoon, het prototype van een kreeft, hij was snel tot tranen geroerd.
Op 20 oktober 1954 trouwde hij met Lumpje Houtman, die 3,5 jaar jonger was. Jan was 34 en Lummy, zoals haar roepnaam was, was 30 jaar oud. Ze trouwden in Loenen en mijn moeder vertelde er weleens over. Zij was zeven en de bruiloft was een gedenkwaardige dag. Een nieuwe jurk, nieuwe schoenen en er waren flesjes limonade op het feest, Joy was het merk. Mijn moeder wist nog dat haar oma, de moeder van de bruidegom, de hele dag op van de zenuwen was. Het echtpaar ging in Utrecht wonen, waar ze een huis gekocht hadden voor, volgens mij, achtduizend of elfduizend gulden. Johan Wagenaarkade 58 was het adres. Jan werkte als opzichter bij de gemeente Utrecht. Hij vertelde graag over zijn werkzame leven, vooral hoe hij de verbouwing van het museum Van Speelklok tot Pierement had begeleid. Hij kon eindeloos vertellen. Dat was weleens lastig, want je kwam dan niet onder zijn aandacht uit en hij vertelde heel langzaam en uitgebreid. Als tiener zit je daar niet altijd op te wachten.
Het huwelijk van Jan en Lummy bleef, tot hun grote verdriet, kinderloos. Jan tekende en schilderde graag, waar hij ook echt een groot talent voor had. Lummy kon niet zoveel hebben. Als we naar Utrecht gingen voor een verjaardag, was dat een hele happening. Wij, de kinderen, zaten aan de eettafel en speelden met klei. Er waren altijd gebakjes van de bakker en na een sneetje brood moest er gewandeld worden. Tante Lummy bleef dan thuis. Iedereen wist eigenlijk wel dat die wandeling er was om haar de gelegenheid te geven om weer op adem te komen. Na hun veertigste reden ze al niet meer op een fiets en lang voor hun dood hadden ze hun hele huis al opgeruimd, anders moesten de achterblijvers dat doen. Ze hadden geld gespaard om in een particulier verzorgingshuis te kunnen verblijven.
Ome Jan kreeg slokdarmkanker. Hij overleed op 27 november 2001. Bij de begrafenis was er een uitgebreide lunchtafel en tante Lummy sloeg zich er dapper doorheen. Ze was een perfecte gastvrouw, zoals altijd. Kort daarna liep ze buiten in haar pyjama en werd ze afgevoerd naar een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. Ze wilde met niemand meer contact. Haar neef, zoon van haar broer, deed haar zaken. Ze overleed in januari 2009 en werd op haar verjaardag begraven.