Een veelgemaakte fout is het verkeerde gebruik van een voltooid deelwoord dat als bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt, zoals bijvoorbeeld: de vergrote foto. Je ziet het vaak geschreven als ‘de vergrootte foto’. Wat ik ook regelmatig zie, is het zelfstandige naamwoord ‘grootte’ dat als ‘grote’ wordt geschreven, of eventueel als ‘groote’, dus ‘de grootte van de foto’, als in de maat van de foto. Maargoed, daar gaat dit blog niet over, dat gaat over de bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden, een hele mond vol.
Waar hebben we het eigenlijk over?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord waar hij bij hoort, dus: het stoute kind. Stout zegt iets over het kind. Stout is geen werkwoord, ik stout, jij stout, wij hebben gestout. Nee. Bij een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord gaat het als volgt: de deur is geverfd, de geverfde deur. Het voltooid deelwoord ‘geverfd’ wordt hier gebruikt om iets over de deur te vertellen, namelijk dat hij geverfd is. Dit is een voorbeeld van een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. Tot zover geen vuiltje aan de lucht.
Bij de werkwoorden vergroten, verbreden, besteden etc. schieten mensen soms ineens in de stress en gaan ze aan de slag met dubbele klinkers en medeklinkers, zoals de verleden tijd van deze werkwoorden worden geschreven. Dan krijg je ineens: de vergrootte foto, de verbreedde weg, het besteedde verjaardagsgeld. Niet nodig. Mij is vroeger geleerd deze bijvoeglijke naamwoorden zo kort of makkelijk mogelijk te schrijven, dus geen moeite doen om dubbele klinkers en medeklinkers op te schrijven. Zo kort mogelijk ook weer niet te letterlijk nemen, het woord moet wel herkenbaar blijven!
Hoe weet je dat het een bijvoeglijk naamwoord is en geen voltooid deelwoord? Als je het woord uit de zin weg kunt laten, dan is het een bijvoeglijk naamwoord: ik gaf de vergrote foto aan de hond – ik gaf de foto aan de hond. Hier kan het woord weggelaten worden. In de volgende zin gaat dat niet: hij heeft de foto vergroot.
Dan moet je nog bepalen of je je bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord op een -e of op -en wil laten eindigen. Daar zijn uiteraard ook regels voor. Als het voltooid deelwoord op -en eindigt, dan blijft dat hetzelfde voor het bijvoeglijke naamwoord, dus: de gewonnen prijs en de gelopen race (dus niet de gelope race…). Alle andere bijvoeglijke naamwoorden eindigen op een -e, die je toevoegt. ‘het huis is opgeruimd’ wordt ‘het opgeruimde huis’. Zo ook ‘het gekookte ei’ en ‘de gerepareerde fiets’.
Succes maar weer!