Het IJslandse kerstverhaal – de kerstjongens

Grýla en Leppalúdi hebben dus dertien zonen, de kerstjongens. Stuk voor stuk zijn het kwajongens die constant streken uithaalden, ze vielen de bevolking lastig en stalen van alles. Tegenwoordig lijken ze meer op de kerstman, met hun witte baarden, met wit bont afgezette mutsen en rode pakken. Vanaf 12 december komen ze om beurten vanuit de bergen naar de bewoonde wereld, elke dag één. Ze blijven elk twee weken. Vanaf 12 december zetten de IJslandse kinderen ’s nachts hun schoen voor het raam en vinden er de volgende ochtend iets in: als ze lief zijn geweest iets lekkers of een klein kadootje en anders een, al dan niet rottende, aardappel.

Alle dertien van de kerstjongens hebben zo hun eigen typerende eigenschappen die ik hieronder kort zal beschrijven. Zoals gezegd komt er iedere dag, vanaf 12 december een kerstjongen uit de bergen, ze blijven allemaal twee weken, dus vanaf kerstdag, als ze er allemaal zijn, verdwijnen ze weer één voor één totdat ze op 6 januari, allemaal weer verdwenen zijn. 6 Januari is ook bekend als Driekoningen, wat in de katholieke kerk het einde is van de kerstperiode. De nacht van 6 januari is in IJsland een magische nacht. In die nacht kunnen de koeien spreken, bezoeken de elfen de mensen en werpen de zeehonden hun huis af om aan land te gaan.

Dan de dertien kerstjongens:

De eerste is Stekkjastaur, schaapshoksluiper of stijfbeen. Hij houdt ervan schaapshokken binnen te dringen om wat melk te drinken, alleen is hij zo stijf door reumatiek, maar hij wordt ook wel afgebeeld met een houten been, dat het hem niet lukt om zo ver te bukken. In moderne huizen vindt hij gelukkig gewoon melk in de koelkast.

De tweede heet Giljagaur, de kloofsukkel, hij houdt ook erg van melk, maar wacht tot er gemolken is en als er dan niet opgelet wordt, drinkt hij van de lekkere warme, verse melk. Hij houdt niet van moderne melk uit pakken, maar als er niets anders te vinden is…

Nummer drie is Stúfur, oftewel kleintje, is eigenlijk de eerste. Hij vertrekt althans als eerste, maar is zo klein dat lopen door de diepe sneeuw voor hem heel lastig is. Hij is gevoelig voor opmerkingen over zijn lengte, ook al ziet bijna niemand hem ooit. Als kinderen hun schoen in de vensterbank zetten, kunnen ze hem helpen door er een stoel bij te zetten zodat hij daar op kan klimmen. Hij zoekt ook naar restjes eten in pannen.

De vierde heet Þvörusleikir, de lepellikker. Hij heeft een hele lange, ruwe tong van het eeuwenlang lepels aflikken. Je kunt hem in de keuken vinden, op zoek naar lepels.

Broer nummer vijf is de pottenlikker Pottasleikir. Ook deze vind je in de keuken. Hij houdt van restjes in pannen, maar een halfvolle pan ziet hij ook als een restje. Hij houdt vooral van knapperige randjes.

Kerstjongen zes is Askasleikir, de kommenlikker. Nog een likker. Nu van kommen en schalen. Vooral van die ouderwetse schalen waar deksels op zitten om het eten beter warm te kunnen houden. Hij verschuilt onder het bed en wacht tot de kust veilig is om de kommen uit te likken.

Nummer zeven is Hurðaskellir, de deurensmijter. Deze broer is niet door eten geobsedeerd en dat zijn er maar heel weinig van de kerstjongens. Deze kerstjongen sluipt je huis binnen als je lekker ligt te slapen en smijt dan deuren dicht, gewoon voor de lol.

De achtste kerstjongen heet Skyrgámur, de Skyr-schrokker. Zoals zijn naam al zegt, is hij gek op skyr, de typisch IJslandse yoghurt. Vroeger vond hij het in de koele schuur, tegenwoordig moet hij op zoek naar waar de koelkast staat.

Nummer negen is Bjúgnakrækir, de worstensnaaier.De kerstjongen is erg lenig en kan goed klimmen. Vroeger had hij die eigenschappen nodig, omdat worsten vaak in een slinger aan elkaar gemaakt werden en in de nok van het dak hingen, buiten het bereik van huisdieren en kinderen. Tegenwoordig vindt hij de worsten vaker in de koelkast en gaat het met zijn lenigheid minder goed.

De tiende broer is Gluggagægir, de ramengluurder. Hij bekijkt het huis door het raam om zo de locatie van eten te kunnen vaststellen. Als iemand hem ziet, trekt hij gekke en enge bekken. Flats zijn een beetje een probleem voor hem, maar daarvoor heeft hij een verrekijker aangeschaft. Deze kun je vrij eenvoudig buiten houden door de gordijnen dicht te doen!

Dan nummer elf, Gáttaþefur, de snuiver. Deze kerstbroer is gek op het speciale kerstbrood dat in IJsland gebakken wordt. Hij ruikt al vanuit de bergen waar hij heen moet!

De één na laatste, nummer twaalf, is Ketkrókur, de vleeshaak. De één na laatste kerstbroer is gek op vlees, groot en veel! Vroeger liet hij een haak door de schoorsteen zakken omdat daar vaak het vlees hing te roken. Ook deze kerstjongen is tegenwoordig vaker op de keuken aangewezen.

De laatste heet Kertasnikir, de kaarsenbedelaar. Kaarsen zul je denken. Tja, kaarsen. Die werden vroeger vaak gemaakt van dierlijk vet en deze kerstjongen eet dat gewoon op. Tegenwoordig is deze kerstjongen dus waarschijnlijk erg mager, aangezien er bijna geen kaarsen meer zijn die op die manier gemaakt worden.

bronnen: http://www2.superior8.com/travel/13-kerstmannen-op-ijsland/, https://www.gerritspeek.nl/reizen/ijsland/diversen/ijsland_yule-lads.pdf, https://ijslandtours.nl/2018/11/26/de-13-ijslandse-kerstmannen/, http://www.ontdekijsland.nl/algemeen/ijslandsemythologie.php, http://www.ijsland-informatie.nl/kerst.html, https://www.alllovelythings.nl/a-christmas-carol-ijsland-stijl/

(Visited 223 times, 1 visits today)

2 reacties

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *