Het leven van mijn opoe

Mijn opoe, dat was mijn overgrootmoeder. Ik heb haar nog mee mogen maken, ze werd namelijk 94 jaar! Ik was 11 jaar toen zij overleed. Helaas was ze dement en heb ik haar nooit echt helder meegemaakt. Ze had het geluk dat ze tot het einde toe in haar eigen huisje heeft kunnen wonen, dankzij een dochter die nooit trouwde en haar tot het einde verzorgd heeft.

Johanna Spijker werd geboren op 28 juli 1887 in Loosdrecht, als tweede kind van Jan Spijker en Lijsje Manten. Na haar werden nog drie broers en twee zussen geboren. Haar vader was lantaarnopsteker, waarschijnlijk had hij nog een ander beroep overdag. De traditie was dat alle lantaarnopstekers op 1 januari stamppot van snijbonen en witte bonen kwamen eten bij de familie Spijker. Haar vader overleed op 1 mei 1908, hij was toen pas 50 jaar oud. Dat moet een grote ramp zijn geweest voor het gezin. Mijn moeder meent zich te herinneren dat hij zou zijn verdronken. Johanna, of Na, zoals haar roepnaam luidde (kennelijk waren er al teveel Hannies en Jopies, dan werd het gewoon Na, of Naatje….), was toen 20 jaar, maar haar jongste broertje moest nog drie jaar worden! Van de oudere kinderen werkten er al een paar, zij zullen het gezin financieel draaiend hebben gehouden. Johanna werkte als dienstmeisje, waarschijnlijk in een groot huis waar meer bedienden waren. Mijn moeder vertelde dat er in dat huis een papegaai was en toen de ‘mevrouw’ eens weg was, wilden de ‘meisjes’ wat snoepen en legden ze een zwarte doek over de papegaai, omdat die hen anders zou verraden. Dat deed de papegaai evengoed, die kon de mevrouw iets vertellen over ‘donker’ en eetgeluiden die hij hoorde.

Johanna trouwde pas in 1917, op 18 mei, net voor haar dertigste verjaardag. Haar broer trouwde de week ervoor en daarmee waren zij de eersten in het gezin die het nest verlieten, best laat! Wellicht heeft dat ook te maken gehad met het feit dat zij financieel verantwoordelijk waren voor het gezin. Het jongste broertje was tegen die tijd 12 jaar en kon wellicht ook gaan werken. Ze trouwde met Gerard de Jong, in Loenen, ze gingen in Nederhorst den Berg wonen, in Overmeer. Exact negen maanden later werd hun dochter geboren, mijn oma, Ida. Mijn moeder vertelde dat zij hun oma daar weleens mee plaagden. Na Ida volgde een zoon, Jan in 1920 en nog twee dochters in 1924 en 1926, Loes (Lijsje) en Hannie. Tussen 1920 en 1924 heeft ze nog een miskraam gehad. De zoon trouwde maar kreeg nooit kinderen, de twee jongste dochters bleven ongetrouwd.

Haar man overleed op sinterklaasdag in 1948 aan een longontsteking. Vroeger ging de wijsheid de rondte dat je op de negende dag van een longontsteking of overleed of beter werd, hij overleed. Antibiotica was nog niet beschikbaar in die tijd. In april van dat jaar was ze ook al haar moeder verloren.

Oom Jan vertelde dat ze vroeger een pittige vrouw was, die hem als kind met haar elleboog in een hoek drukte. Voor mijn moeder was ze de oma die om de hoek woonde. Zij en haar zus waren de enige kleinkinderen en ze mochten van oma alles.

Ooit kocht ze van een huis aan huis verkoper een beeld van een hond, eigenlijk kon ze dat zich helemaal niet veroorloven natuurlijk, maar kennelijk was ze erop gevallen. Van haar moeder heb ik een mooie portretfoto, die zij kennelijk ook in zo’n soort bui had laten maken van zichzelf. De dames gunden zichzelf dus weleens (1x in hun leven) iets wat ze zich niet konden veroorloven.

De laatste jaren van haar leven was ze dement en soms zei ze dan best grappige dingen. Bijvoorbeeld over de koelkast. Dan mopperde ze op haar dochter: ‘Loes laat altijd het licht in de koelkast branden! Let maar op, als je de deur van de koelkast open doet, zul je zien dat het licht nog brandt!’ Geweldig toch? Op één van haar laatste verjaardagen vroeg ze ook steeds aan haar dochter Loes: ‘ik ben jarig vandaag hè? Hoe oud ben ik nu eigenlijk?’ Als haar dan verteld werd dat ze al in de 90 was, schrok ze daarvan. ‘Dan kan ik niet veel ouder meer worden’. 

Ik heb eens bij mijn tante gelogeerd die bij opoe om de hoek woonde en was toen getuige van dat opoe’s haar gewassen werd. Heel lang, dun, wit haar had ze, tot op haar middel. Toen het droog was, werd het gevlochten en daarna opgerold tot een knot. Fascinerend vond ik het. 

Mij noemde ze vaak ‘Loes’, dat was haar dochter, maar kennelijk deden mijn verschijning en vooral mijn krullen haar aan haar dochter denken. Ze had staar en voelde dan op mijn hoofd aan mijn krullen. Ze had eenvoudig geopereerd kunnen worden aan de staar, maar ze zou zich daar zo over opgewonden hebben, dat de dokter het niet aandurfde haar naar het ziekenhuis door te verwijzen. Één keer in haar leven heeft ze in het ziekenhuis gelegen, met een maagzweer. Dat was toen haar dochter overleed op 48-jarige leeftijd. Opoe was toen 80. Ze is dus altijd bijzonder gezond en sterk geweest.

Op verjaardagen kwam ze soms mee, ze was dement, zag bijna niks meer door de staar. Ze was dol op kippen en wij hadden vroeger altijd kippen. Mijn vader heeft een keer, op zo’n verjaardag, een kip uit het hok gehaald en bij haar op schoot gezet, geweldig vond ze dat! De kip trouwens ook, die ging lekker warm bij haar op schoot zitten en had het prima naar zijn zin.

Ik weet nog hoe het einde kwam. Wij woonden niet in Nederhorst den Berg en we hadden geen telefoon. Op alle christelijke feestdagen waren we met de hele familie bij opoe. Met Pasen zei ze, zomaar uit het niets: “dit is de laatste keer dat we met zijn allen bij elkaar zijn”. Ze kreeg griep en ik weet dat er dagelijks door mijn tante naar onze buurvrouw gebeld werd, dan werd mijn moeder gehaald en kreeg ze een update over hoe het met opoe (haar oma) ging. Na een aantal dagen, een week ongeveer, denk ik, is ze overleden, op 23 april 1982, haar man’s geboortedag. Ze was gewoon op, versleten.

Het was een oud vrouwtje, zat altijd een beetje ingezakt in een stoel, onopvallend. Aan haar als persoon heb ik geen herinneringen, ze zat in de stoel en zei niet veel, ze was al erg dement. Toen ze in haar kist lag, lag ze weer languit. Ze was de eerste dode die ik zag en ik vond haar prachtig. Ze zag er stukken jonger uit en lag in die kist, prachtig bekleed met satijn. Helemaal niet eng, ik was diep onder de indruk. Ik weet dat ik het er met mijn neef over had op de dag van de begrafenis, dat wij het zielig vonden voor tante Hannie, tante Loes en oom Jan, haar kinderen, maar dat het eigenlijk niet echt erg was, ze was zo oud en had een goed leven gehad.

Na mijn scheiding heb ik eens een aurareading laten doen. Degene die dat deed zei dat er twee personen bij me waren, dat gebeurt in periodes dat het minder goed met je gaat. Het was een man met een sigaar, mijn opa en een oud vrouwtje met een rond gezicht en een brilletje. Ik dacht aan mijn oma’s, die van moeders kant had geen rond gezicht en de andere, van vader’s kant, was geen fijne vrouw, ik kon me niet voorstellen dat die bij me zou zijn. Wie zou dit vrouwtje zijn? De aurareadster zei toen: ‘oma Kip, ik moet oma Kip zeggen’. En toen wist ik het meteen, het was opoe!

Op de foto is mijn opoe ongeveer 65 jaar oud!

(Visited 137 times, 1 visits today)

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *